Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want ik heb gehoord [24]de naspraak van velen, van [25]Magor-missabib, [zeggende]: [26]Geef [ons] te kennen, en wij zullen het te kennen geven; [27]al mijn vredegenoten nemen acht op mijn [28]hinking; [zij zeggen:] Misschien zal hij [29]overreed worden, dan zullen wij hem overmogen, en onze wraak van hem nemen. 24. Of, naklap, boos gerucht. 25. Zie vs.3. Dezen mag men nemen voor een aanleider van hetgeen, waarvan verder in vs.10 gesproken wordt. Anders: schrik, of vrees, [grijpt mij aan] van rondom, [zij zeggen] enz. 26. Dat is, verneem er naar en let er op, wat gij van Jeremia hoort, en breng het ons aan, opdat wij het den oversten, zo kerkelijken als politieken, aanbrengen, om tegen hem te beraadslagen. 27. Hebreeuws, alle mensen mijns vredes, alzo onder hfdst.38 vs.22; vergelijk 2 Sam.8:10; Ps.41:10. 28. Of ik mij ergens in mijn ambt of leven mocht vergrijpen of struikelen, en zij mij daarover ten val of in lijden brengen; vergelijk Ps.35:15, en Ps.38:18. 29. Zich met zoete woorden laten misleiden, om het een tegen het ander te zeggen, of anderszins feilen en gelegenheid geven tot zijn verderf.